|
REGISTER | Registernummer | 3.501.004 | INLEIDING | | | | Foto: Frank van den Boogert | Objectaanduiding | Citroën T23 - van Leersum / ETAO 2 | Categorie/klasse | Autobussen | Soort object | Benzinebus | Type | Streekbus
| Serie | n.v.t. | Merk | Citroën Vanaf eind 1919, toen de eerste importeur John Moos aan het werk ging, heeft het merk Citroën een trouwe groep kopers gekend. Tot begin jaren dertig was het marktaandeel redelijk maar stabiel - al viel dat ten tijde van de crisis terug tot rond de 500 per jaar. Maar al snel groeide dit tot 1200 in 1933. De nieuwe 8/10/15-serie was populair bij zowel de particuliere kopers als bij taxi-exploitanten; bedrijven met de naam CITAX, vaak verbonden aan de plaatselijke Citroëndealer, konden er als economisch vervoermiddel gebruik van maken. Kort na de introductie van de Traction 7 en 11 daalde het marktaandeel schrikbarend, de kwaliteit van de nieuweling bleek nog niet te zijn wat men hoopte. Maar inspanningen van de nieuwe Citroëndirectie deden de kwaliteit en dus de populariteit groeien, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog was het jaartotaal van duizend al weer overschreden. Tijdens de oorlog lag de verkoop van nieuwe auto's zo goed als stil, maar de importeur aan het Amsterdamse Stadionplein ontwikkelde lichtgasinstallaties waarmee men kon blijven rijden; in journaalopnames uit deze periode zien we menig Citroën met een groot 'bassin' op het dak rijden, waarin het gas werd opgeslagen. Na de oorlog bleek Citroën een van de weinige Franse merken die snel kon leveren, wat een groot voordeel was toen er meer kopers dan aanbod waren. Doktoren en notarissen kregen een auto toegewezen en al zouden zij misschien nooit spontaan voor een Citroën gekozen hebben, de auto beviel zo goed dat vele van hen na het vrijgeven van de markt toch een Traction bleven rijden. Bij de introductie van de 2cv tijdens de RAI van 1952 werd de Deux-chevaux aan het publiek getoond. Ontworpen voor de Franse boer met de spreekwoordelijke mand eieren op de achterbank, moest de importeur in Nederland op zoek naar een eigen doelgroep. Die bleek aanvankelijk te bestaan uit kunstenaars en architecten; mensen die qua auto weinig om status gaven - maar op die manier toch een statement wisten te maken. Iets dat veranderde tweede helft jaren 50, toen de inmiddels tot Eend gedoopte 2cv grote groepen mensen ging aanspreken; zij waren met de komst van kinderen en welvaart de scooter ontgroeid. Snelle acceleratie en een hoge topsnelheid waren bij de auto niet van belang, zuinigheid en multi-inzetbaarheid wel. In de periode dat de Deux-chevaux in de Nederlandse prijslijsten stond (1952-1987) werden er niet minder dan 256.000 exemplaren van geleverd. Tellen we hier de andere tweecilinder Citroëns bij op (Dyane, Méhari, Ami, ...) dan zien we dat aantal toenemen tot rond de 400.000. De DS heeft met zijn bijzondere techniek met name ingenieurs en andere technici aangesproken, al was het ook een populair model bij VIPs, politici en het koninklijk huis. De prinsen Bernhard en Claus reden er mee, Rallyrijder Maus Gatsonides toonde aan dat de Snoek in snelle haarspeldbochten over een uitstekende wegligging beschikte en Joop den Uyl koos als vader van een wat de Fransen 'une famille nombreuse' noemen voor de ruime ID19 break. De SM kreeg incoonstatus toen Johan Cruyff er mee ging rijden - al werden er in vijf jaar niet meer dan honderd exemplaren nieuw geleverd.
Het blikken werkpaard HY, dat in de jaren 60 voor de Benelux in Amsterdam werd geassembleerd, kreeg naast de goed zichtbare rol van TPW (Technische Patrouillewagen) van de Rijkspolitie de bijnaam 'patatwagen', die verwees naar zijn veelvuldige inzet als mobiele snackkraam. Een bijzonder populaire middenklasser was gedurende de jaren 70 de GS/GSA, die het hydropneumatisch veercomfort onder handbereik van velen bracht. In een kleine vijftien jaar werden er 112.000 van verkocht.
In de eerste 75 jaar van Citroën in Nederland, een periode die van 1919 tot 1994 liep, werden er zo'n 900.000 exemplaren nieuw geleverd. Sluit | Model | Citroën T23 | Uitvoering (1) | Van Leersum | Bouwjaar | 1938 | Ontwerper(s) | Chassis: Citroen
Carrosserie: van Leersum | Producent(en) | Chassis: Citroen (Frankrijk)
Carrosserie: van Leersum (Hilversum) | Gebruiker(s) | Eerste Tielsche Autobus- en Touringcar Onderneming (ETAO), Tiel | Periode gebruik | van 1938 tot en met 1955 | Regio gebruik | Betuwe | Opmerkingen inleiding | Kenteken: NJ-23-46, provinciaal nummer: M-52118 | BESCHRIJVING | Functie | Personenvervoer (streekvervoer en groeps- en toervervoer) | Techniek | Motor: aanvankelijk een 4-cylinder dieselmotor (40 pk),
later vervangen door een benzinemotor (42 pk)
Versnellingsbak: handgeschakeld (vier versnellingen)
Remsysteem: mechanisch
Capaciteit: 16 zitplaatsen | Bouwwijze | Stalen chassis met aparte carrosserie, bestaande uit een framewerk met aluminium beplating | Vorm | Klassieke kleine normaalstuurbus ("neusbus") met een voor die tijd vooruitstrevende opbouw, voorzien van ronde vormen.
Zitplaatsen op twee rijen dubbele banken.
Kleuren: geel met rode accenten (baan onder de ramen, vlakken op de zijkanten, rond de achterwielen, boven de voorruit en op de achterzijde). Gemeentenaam en -wapen van Tiel in goud op de zijkanten. | GESCHIEDENIS | Geschiedenis | De opkomst van de stoomtram in de laatste decennia van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw was een belangrijke stap in de ontsluiting en ontwikkeling van het platteland. Toch kwam de tram logischerwijs niet overal, want alleen op trajecten waar een redelijk vervoer viel te verwachten, was de kostbare aanleg van een trambaan gerechtvaardigd. Pas na de opkomst van de autobus in de jaren na de Eerste Wereldoorlog ontstonden in alle gebieden vormen van openbaar vervoer. Veelal was het een lokale ondernemer, die met één busje (vaak een T-Ford) één dag in de week, op marktdag, een dienst onderhield naar "de stad". In veel gevallen groeiden deze marktdiensten uit tot meer reguliere verbindingen tussen de dorpen en steden in een bepaald gebied. Het platteland werd daarmee definitief ontsloten en de stoomtram kreeg er een geduchte concurrent bij.
Een goed voorbeeld van een "plattelandsbusje" is deze Citroën uit 1938. Vergeleken met andere bussen uit die tijd, zoals bijvoorbeeld de Krupp van de GTW uit 1936 (die bestemd was voor de inzet op drukke lijnen), is deze bus relatief klein en licht. Dat laatste ook omdat de carrosserie niet van staal is gemaakt, maar van aluminium. Dit koetswerk, met zitplaatsen voor slechts 16 personen werd gebouwd door de in Hilversum gevestigde firma Van Leersum & Co., die destijds bekend was om zijn aparte, maar fraai gelijnde carrosserieën, soms zelfs met enige vorm van "stroomlijn". Ook de opbouw van de Citroën vertoont al wel bepaalde stroomlijntrekjes.
De bus werd gebouwd in opdracht van M. Verhoeks, de eigenaar van de ETAO, de Eerste Tielsche Autobus- en Touringcar Onderneming. Vanuit de vestigingsplaats Tiel verzorgde dit bedrijf het busvervoer in het westen en midden van de Betuwe, met lijnen naar onder andere Culemborg, Geldermalsen en Rhenen. In 1966 ging de ETAO op in de in Tiel gevestigde Betuwse Streekvervoer Maatschappij (BSM). Deze BSM was overigens geen voorzetting van de ook met BSM afgekorte Betuwsche Stoomtramweg Maatschappij (die in 1932 was opgegaan in de GTW). De nieuwe BSM was het product van een fusie van drie kleinere bedrijven. Naast de ETAO waren dat de Velox uit Andelst en het bedrijf J.H. van Ballegooijen uit Haaften. De Velox was al jarenlang een dochteronderneming van de spoorwegen en de twee andere partners waren dat kort voor de fusie ook geworden. Qua bedrijfsvoering en directie was de BSM nauw gelieerd aan de NBM te Zeist. Een lang leven was het bedrijf overigens niet beschoren, want bij een volgende reorganisatie binnen het streekvervoer in 1971, kwamen de busdiensten in de Betuwe in handen van de Zuidooster in Gennep.
De ETAO-Citroën was toen uiteraard al lang niet meer in bedrijf; zijn actieve loopbaan als bus eindigde zo rond 1955. Het was toen inmiddels en benzinebus geworden, want in een eerder stadium (niet bekend is wanneer dat precies is gebeurd) was de oorspronkelijke dieselmotor vervangen door een benzinemotor, van het zelfde type als de bekende Citroën "Traction Avant". Gelukkig bleef de bus ook na zijn actieve diensttijd bewaard. Eerst bij de ETAO en daarna als privé-eigendom van de heer Verhoeks. Laatstgenoemde gaf hem in 1969 voor onbepaalde tijd in bruikleen aan de Stichting Veteraan Autobussen. Het was daarmee een van de eerste bussen in de collectie. Bij de SVA is de Citroën op veel plaatsen gestald geweest en ook is er ooit een aanvang gemaakt met de restauratie. Helaas strandde deze poging op het moment dat de wagen voor een groot deel uit elkaar was gehaald. Ook een latere poging om de restauratie op gang te krijgen liep helaas op niets uit. Het zal dan ook nog heel wat tijd, moeite en geld kosten om ook dit busje, met zijn fraai gevormde geel/rode carrosserie, weer in oude luister te herstellen.
| ILLUSTRATIES | Additioneel beeld 1 | Foto: Dick van Beek | Additioneel beeld 2 | Foto: S.O. de Raadt (collectie Gerrit Gunnink) | MEER INFORMATIE | Informatie bij/via | Stichting Veteraan Autobussen | Bronnen | * M. Wallast: Autobussen in Nederland (Rijswijk, 1987)
* F. Vrijaldenhoven: Carrosseriefabriek Van Leersum & Co (artikel in het blad van de Historische Automobiel Vereniging, jaargang ??? pag. 30-35)
* De Nederlandse streekvervoerbedrijven met hun tramwegen en autobusdiensten alsmede hun toerwagenbedrijven (Amsterdam, 1956): pag. 183.
* Beschrijving in "De Veteraanbus" (mededelingenblad van de SVA), nr. 64.
* Over de ETAO is voorts enkele malen gepubliceerd in het tijdschrift "Autobuskroniek": jaargang 1963 nr.9, 1965 nrs. 2 en 3, 1971, nr. 1. | Externe links | Stichting Veteraan Autobussen | Opmerkingen informatie | Over carrosseriefabriek van Leersum & Co. zou ook gepublicerd zijn in het zgn. CONAM Bulletin, jaargang 6, nr.2 van oktober 1996, pag. 50. | HUIDIGE EIGENDOM | Soort eigendom | Particulier | Naam organisatie | Erven M. Verhoeks | Opmerkingen eigendom | Destijds voor onbepaalde tijd in bruikleen gegeven aan de Stichting Veteraan Autobussen door de eigenaar en oprichter van de ETAO, de heer M. Verhoeks. | WAARDESTELLING | Cultuurhistorische waarde | Status | A | Motivatie | Culturele biografie
► Historische context
Autobussen zijn ontstaan door automobielen in te richten voor het vervoer van meer dan enkele personen. In eerste aanleg gebeurde dit door vergroting en versterking van al bestaande motorvoertuigontwerpen of door aanpassing van de laadruimte van eerder ontworpen vrachtauto's. Daarbij was gebruikelijk een uitgebouwde motorruimte aan de voorzijde (vgl. het paard), daarachter een aparte chauffeursbank (vgl. koetsiersplaats) en vervolgens de (afgescheiden) laadruimte. Deze laatste werd bij de (kleinere) personenauto's vrijwel direct, bij de grotere voertuigen voor personenvervoer gaandeweg geïntegreerd met de chauffeurscabine. In alle gevallen was sprake van een "torpedofront" met "normaalstuur".
Voor de bouw van autobussen gebruikte men meestal vrachtautochassis, soms wat aangepast, omdat die in veel grotere aantallen gefabriceerd werden en derhalve goedkoper waren. Wat later kwamen alternatieven met frontbesturing (bestuurder naast motor en boven vooras) die een langere laadruimte opleverden en daardoor efficiënter bleken. Deze ontwikkeling heeft zich, vanaf medio dertiger jaren, toen speciaal voor grotere autobussen bestemde chassis werden ontworpen, doorgezet.
► Type
De overgang naar frontbesturing heeft echter ook nadelen: meer (motor-)geluid en -trillingen (vooral door de opkomst van de dieselmotor), meer kans op luchtjes in het interieur, moeilijker instappen en vooral zwaarder sturen door de hogere voorasbelasting. Genoemde nadelen manifesteerden zich het meest bij autobussen die als touringcar werden gebruikt. Zodoende werden "neusbussen", vooral voor kleinere wagens, zoals de ETAO 2 nog veelvuldig en over het algemeen tot tegen het eind van de vijftiger jaren, toegepast. De nadelen konden toen goeddeels overwonnen worden. Zelfs de vrachtautosector ging toen over.
► Object
De ETAO 2 is door de Hilversumse Carrosseriefabriek Van Leersum gebouwd op een populair "multi-purpose"-vrachtautochassis van het bekende Franse merk Citroën. In 1919 ontstaan als wagenmaker, heeft Van Leersum zich omgevormd tot ontwerper en maker van zeer modern uitziende en luxe koetswerken en ook van autobussen op onderstellen van voornamelijk Franse en Amerikaanse makelij. Het bedrijf is in 1952 vanwege te veel concurrentie van de grote bouwers met nieuwbouw gestopt. Het object weerspiegelt een fase in de ontwikkeling van middelen voor collectief personenvervoer tussen de zgn. crisisjaren en de tweede wereldoorlog. Uitgangspunt was om met gebruikmaking van simpele en relatief goedkope middelen toch een aantrekkelijk vormgegeven en universeel inzetbare autobus te verkrijgen.
► Object als erfgoed
De periode na het werkzaam bestaan van de ETAO 2 is treffend geduid in de beschrijving. Tegelijkertijd blijkt daaruit hoe jammer het is dat een noodzakelijke en ingrijpende restauratie nog niet van de grond kon komen. Dit bijzondere object verdient dat het in goede staat een verdere toekomst als erfgoed in kan.
Representatiewaarde
► Schakelwaarde
Niet van toepassing
► IJkwaarde
De ijkwaarde is hoog, omdat het voertuig een representant is van 'de' autobus, vooral de kleinere, uit de periode van ca.1930 tot ca.1960, gebouwd door een verscheidenheid aan fabrikanten, nu echter met een opvallende stroomlijnvorm.
► Symboolwaarde
Het object laat duidelijk zien, hoe een busje voor het platteland er net vóór en tijdens de tweede wereldoorlog uitzag en hoe het door een ex-wagenmaker was opgebouwd op een eenvoudig vrachtautochassis, dat - behalve de achterwielaandrijving - op zijn beurt was afgeleid van de personenautotechniek en -uitvoering.
Zeldzaamheid
Voor zover bekend is dit het enige bewaard gebleven object dat door de Carrosseriefabriek Van Leersum te Hilversum is opgebouwd en de enige oldtimer Citroën-bus in Nederland.
Staat van het object
Voor zinvol behoud is ingrijpende restauratie nodig. De oorspronkelijke dieselmotor is ooit vervangen door een benzinemotor.
Ensemblewaarde
Niet van toepassing.
Presentatiepotentieel
In huidige toestand geen. Mocht het object ooit gerestaureerd zijn, dan vrij hoog, enerzijds om de ontwikkeling te laten zien van motorvoertuigen, die bedoeld zijn voor alle soorten van collectief vervoer van personen op het platteland, anderzijds de overgang van de oorspronkelijke wagenmaker tot professioneel designer.
Cultuurhistorische waarde
Groot, enerzijds vanwege het genoemde onder presentatiepotentieel, anderzijds omdat deze wagen een beduidende rol heeft gespeeld bij de ontsluiting van de 'haarvaten' van het ETAO-gebied, dat een groot deel van de Betuwe omvatte.
| Waardering door | Commissie | Opmerkingen | | Authenticiteit | Status | | Motivatie | | Waardering door | Commissie | Opmerkingen | |
|
|