Nationaal Register Mobiel Erfgoed

AEC_Regal_Mk_IV_-_Roset_/_LTM_5730



REGISTER
Registernummer3.501.059
INLEIDING
 
 Foto: Kees de Vrije
ObjectaanduidingAEC Regal Mk IV - Roset / LTM 5730
Categorie/klasseAutobussen
Soort objectDieselbus
TypeStreekbus

Serie

5713-5752

Merk

AEC

Bouwjaar1960
Ontwerper(s)Chassis: AEC
Carrosserie: Roset
Producent(en)Chassis: AEC (Southall, Groot-Brittannië)
Carrosserie: Roset (Bergen op Zoom)
Gebruiker(s)Limburgsche Tramweg Maatschappij (LTM), Heerlen

Periode gebruik

van 1960 tot en met 1974

Regio gebruikZuiden van de provincie Limburg
Opmerkingen inleidingKenteken: TB-62-90
BESCHRIJVING
FunctiePersonenvervoer (streekvervoer)
TechniekMotor: 6-cylinder dieselmotor
Versnellingsbak: half-automatisch (elektro-pneumatisch bediende 4-versnellingsbak met vloeistofkoppeling)
Remsysteem: luchtdruk
Capaciteit: 41 zitplaatsen
BouwwijzeStalen chassis met aparte carrosserie, bestaande uit een metalen framewerk met metalen beplating
VormGrote streekbus met horizontale motor in het midden onder de vloer, enkele instap voor de vooras en uitstap voor de achteras. Carrosserie met ronde vormen en opvallende deur in het front (bergplaats voor reservewiel).
Zitplaatsen op dubbele banken, op de wielkuipen in dos-à;-dos opstelling.
Kleuren: lichtgroen, met crème raampartij. LTM-embleem op de zijkanten en de achterzijde.
GESCHIEDENIS
GeschiedenisBij veel busbedrijven verraadt de naam dat de oorsprong van het bedrijf gelegen is bij de tram. Zo ook bij de in Heerlen gevestigde LTM, de Limburgsche Tramweg Maatschappij. Vanaf 1922 bouwde de LTM een net van stoomtramlijnen op, in het midden en zuiden van de provincie Limburg. De meeste van deze lijnen leidden slechts een marginaal bestaan en al voor de Tweede Wereldoorlog waren veel er van al vervangen door busdiensten. Alleen de lijnen in de mijnstreek konden langer overleven, vanwege het uitgebreide en intensieve vervoer verbonden aan de mijnindustrie. Deze lijnen, van Heerlen naar Sittard, Brunssum en Kerkrade, werden geëlektrificeerd, maar in de jaren 1949/1950 kwam ook voor hen het einde: op 14 mei 1950 reed de laatste LTM-tram, tussen Heerlen en Kerkrade. Daarna was de LTM alleen nog een busbedrijf. In die tijd was de LTM voor circa 60% in handen van het rijk (met een deel van deze aandelen bij de NS) terwijl de overige 40% in het bezit was van de provincie en een groot aantal gemeenten. Interessant daarbij is te vermelden dat deze gemeenten verenigd waren in GEBALTRAM, de "Vereeniging van Gemeenten Gemeenschappelijk Bezit van Aandelen in de Limburgsche Tramwegmaatschappij". GEBALTRAM werd opgericht in 1920 en pas in 2010 (!) formeel opgeheven.

Hoewel dus qua aandelenverdeling een "NS-dochter", voer de LTM op materieelgebied jarenlang een eigen koers. Weliswaar reden vlak na de Tweede Wereldoorlog ook in Limburg de bekende Crossleys en Scania's, maar daarna sloeg de LTM een eigen weg in. Eind jaren vijftig, begin jaren zestig waren vrijwel alle NS-streekdochters een flink eind op weg met het standaardiseren op Leylands, met carrosserieën van Verheul en Werkspoor, maar in Limburg trof men toen andere merken aan: Scania-Vabis, Büssing en AEC, met een opbouw van zuidelijke carrosseriebouwers, zoals Kusters uit Limburg (Venlo) en Roset uit Noord-Brabant (Bergen op Zoom). Büssing was met name bij touringcarondernemers nog wel redelijk populair, maar als streekbus was dit merk in Nederland nauwelijks vertegenwoordigd. AEC, in Engeland de grote concurrent van Leyland, was in Nederland behoorlijk populair bij stadsvervoerbedrijven (zoals die in Amsterdam en Den Haag), maar kwam als streekbus slechts bij een beperkt aantal bedrijven voor. Naast de LTM was ook de Gelderse GTW een bekend AEC-gebruiker. In de jaren 1955-1961 stelde de LTM maar liefst 92 AEC-bussen met ondervloermotor in dienst, die allemaal door Roset van een opbouw waren voorzien. Hoewel Roset vooral bekend is geworden door z'n fraaie tourwagencarrosserieën, heeft dit bedrijf toch ook veel streekbussen geleverd. Niet alleen aan de LTM, maar ook aan bijvoorbeeld Maarse & Kroon, KLM, AMZ en ZVTM.

De latere museumbus 5730 vormde onderdeel van de laatste serie LTM-AEC's (5713-5752), gebouwd tussen 1959 en 1961. Opvallend aan deze bussen was de grote deur in het front, waarachter zich het reservewiel bevond (net als trouwens bij de SVA 72, de Volvo/Verheul ex Jac. van Dijk V Eindhoven). De 5730 werd op 25 januari 1960 afgeleverd aan de LTM. Veertien jaar lang doorkruiste hij daarna het Limburgse heuvelland, om in februari 1974 buiten dienst te worden gesteld. De LTM voerde hem echter niet af, want de bus bleef tot april 1976 in de garage in Heerlen en kreeg daarna een plekje in de LTM-vestiging in Vaals. Daarvandaan vertrok hij op 17 maart 1980 naar Amsterdam, want op die datum nam de MUSA, de Stichting Museum Streek- en Stadsautobussen Amsterdam, de bus over. Nog in juni van datzelfde jaar ging de AEC, samen met de Crossley 1108 van de Stichting Veteraan Autobussen, scheep naar Engeland om in het kader van een gezamenlijke excursie deel te nemen aan de East Coast Run, de rally voor historische voertuigen tussen Hull en Bridlington. De 5730 won daar de trofee voor Best foreing entry, oftewel de beste buitenlandse deelnemer. In de jaren daarna was de AEC vaak te zien in en rond Amsterdam. Thuisbasis was daar altijd de voormalige GVB-garage Oost. Toen deze stalling op een gegeven moment moest worden ontruimd kwam hij terecht in een opslagloods in Amsterdam Noord. Daar werd hij gezelschap gehouden door andere MUSA-bussen en door historische trams en reinigingsvoertuigen.

Eind 2010/begin 2011 moest ook deze opslagloods worden ontruimd en werd voor de aldaar opgeslagen MUSA-bussen een nieuw tehuis gezocht. Al eerder had de SVA interesse in de 5730 getoond en dit resulteerde er in dat de bus ook daadwerkelijk werd overgenomen van de MUSA. Begin februari 2011 vertrok de bus, niet op eigen kracht maar op een dieplader, weer naar zijn oude en welvertrouwde Limburgse omgeving. Sinds die tijd staat hij gestald in Heerlen, waar het de bedoeling is om een SVA-werkgroep te formeren die het beheer van (onder andere) deze bus op zich te nemen.
ILLUSTRATIES
Additioneel beeld 1
Foto: collectie G.J. Gunnink
Additioneel beeld 2Niet ingevoerd
MEER INFORMATIE
Informatie bij/viaStichting Veteraan Autobussen
Bronnen* M. Wallast: Autobussen in Nederland (Rijswijk, 1987)
* P. Kennett: AEC (World Trucks no. 10, Cambridge, 1980)
* A. Townsin: Blue Triangle (Glossop, 1980)
* N.V. Carrosserie Roset (artikel in tijdschrift "Autobuskroniek" jaargang 1962)
* F. van der Spek: MUSA in beeld (Amsterdam, 2002)
* F. Bosman: Ieder reisdoel heeft z'n bushalte; 75 jaar streekvervoergeschiedenis in Midden-en Zuid-Limburg (Heerlen, 1995)
* L. Wolters: Limburgse tijdreis met bus en tram, 90 jaar gemeentelijke activiteiten in vervoermobiliteit (Maastricht-Sittard, 2010)
* Autobus Dokumentatie Vereniging: NS-bussen, 2e generatie 1952-1967 (speciale uitgave van het tijdschrift "Autobuskroniek", 2009)
Externe linksStichting Veteraan Autobussen
HUIDIGE EIGENDOM
Soort eigendomBehoudsorganisatie
Naam organisatieStichting Veteraan Autobussen (SVA)
WAARDESTELLING
Cultuurhistorische waarde
StatusA
MotivatieCulturele biografie

Historische context
Het Rijk, de provincie Limburg en een groot aantal in 'Gebaltram' verenigde gemeenten richtten in 1921 de Limburgsche Tramweg Maatschappij LTM op. Het doel was orde te scheppen in de chaotische situatie rond de vele elkaar beconcurrerende en vooral particuliere tram- en busbedrijfjes met onsamenhangende trajecten in het Limburgse. De eerste hoofdzetel van de LTM was in Roermond. Het bedrijf opende in 1922 haar eerste (stoom)tramlijn Roermond-Echt-Roosteren, die in 1931 werd doorgetrokken naar Sittard. Uiteindelijk is deze lijn en ook de andere inmiddels ontstane tramlijnen door busexploitatie vervangen. Vele nieuwe bedrijfjes waren ondertussen verschenen. De meeste legden vervolgens het loodje door opheffing of overnames, mede als gevolg van de inmiddels van kracht zijnde vergunningplicht.
In 1926 werd de directie van de LTM in handen van de Nederlandsche Spoorwegen gelegd. Dit duurde tot 1950. Na de tweede wereldoorlog verhuisde het hoofdkantoor naar Heerlen. In 1956 werd de LTM het streekvervoerbedrijf voor geheel Zuid-Limburg met als samenwerkingspartners de EBAD te Beek, de IAO in Eygelshoven en Nieuwenhagen en de firma Meussen te Maastricht, die elk hun eigen lijnen bleven bedienen. De bedrijven "De Valk" in Valkenburg en de firma P.M.C. Mulder te Hoensbroek werden contractant van de LTM.

Type
Tijdens de tweede wereldoorlog ontstond een een nieuwe uitvoering van de verbrandingsmotor: een lijnmotor met horizontaal liggende cylinders, waarbij plaatsing tussen de assen en onder de vloer mogelijk werd. Ook AEC introduceerde die 'underfloor'-motor in de chassis van het type Regal Mark IV. Later werd een dergelijke uitvoering gedurende tientallen jaren vrijwel standaard voor OV-materieel.
Ofschoon de LTM een bedrijf was onder NS-vleugels, nam het niet deel aan de centrale inkoop van autobusmaterieel door de Icom (=Inkoop Commissie) van de NS, waar standaardisatie en uniformering hoog in het vaandel stonden. In tegenstelling tot bijna alle streekvervoerders kocht de LTM vanaf 1955 in totaal 92 AEC's van het type Regal Mark IV, die alle door Roset te Bergen op Zoom van een carrosserie werden voorzien. Roset had een zeer goede reputatie, vooral op het gebied van de modellering en uitrusting van toerbussen, minder als het ging om onderhoudsvriendelijkheid. Vooral om die reden stapten de LTM (en het KLM-Autobusbedrijf, voor wie hetzelfde gold) in 1961 over op de Leyland A-road, aanvankelijk alleen met Verheul-carrosserie.

Object
De LTM 5730 is een grote trambus met een smalle voordeur en een dito middendeur. Omdat het Zuid-Limburgse streekvervoergebied relatief compact is en de gemiddelde reisafstand derhalve korter, heeft het streekvervoer hier de kenmerken van een stadsdienst. Daarbij is de totale vervoerscapaciteit belangrijker dan het aantal zitplaatsen. Het hoogste aantal toe te laten staanplaatsen wordt, naast het beschikbare vloeroppervlak, bepaald door de gewichtsverdeling over de beide assen. Bij de wettelijk begrensde (achter)asdruk van (toen nog) 8 ton, kon dit bij een underfloor-motor achter de vooras dikwijls bereikt worden door het reservewiel en/of de accu's zover mogelijk naar voren te situeren, in dit geval rechtop in het voorfront.

Object als erfgoed
De wagen is in 1974 uit het effectieve bestand verdwenen en in 1980 ter bewaring als museumstuk overgedragen aan de MUSA - Stichting Museum Streek- en stads-autobussen Amsterdam. Als gevolg van het verdwijnen van diens eigen stallingsplaatsen ging de bus in 2011 naar haar oorspronkelijke regio terug, waar in Heerlen de inmiddels opgerichte Werkgroep Limburg van Stichting Veteraan Autobussen het beheer heeft overgenomen en plannen maakt voor de restauratie.

Representatiewaarde

Schakelwaarde
Nationaal gezien is de LTM 5730 geen voorbeeld van opvallende ontwikkelingen in de bouw of verschijning van autobussen. Het object mist derhalve schakelwaarde.

IJkwaarde
De ijkwaarde van de LTM is groot, omdat een aanmerkelijk deel van het LTM-wagenpark gedurende vele jaren vrijwel identiek was aan het object.

Symboolwaarde
Aangezien de LTM 5730 in zijn actieve leven geen bijzondere relatie heeft met personen of gebeurtenissen mist het object symboolwaarde.

Zeldzaamheid

Van autobussen die gebouwd zijn op het betrekkelijk veel toegepaste AEC Regal Mark IV-chassis zijn enkele items bewaard gebleven.

Staat van het object

Er zijn (2011) plannen voor de restauratie van de LTM 5730.

Ensemblewaarde

Niet van toepassing.

Presentatiepotentieel

Als autobusconcept is het object niet bijzonder. Wel als voorbeeld van een streekbus uit de zestiger jaren van de vorige eeuw met een grote vervoerscapaciteit. De fabrikant van de carrosserie, Roset, werd een bijzondere reputatie toegedicht, maar dan vooral als vormgever en inrichter van touringcars.

Cultuurhistorische waarde

Het object, enige overlevende uit de LTM-bushistorie, heeft een beduidende cultuur-historische waarde, althans indien gerefereerd wordt aan het specifieke vervoerskarakter van het gebied waarin het object heeft dienstgedaan (vooral mijnwerkers- en ander industrieel vervoer). Het relatief grote aantal vrijwel identieke autobussen in het LTM-wagenpark met een verschijning die elders in Nederland vrij weinig voorkwam, maakt dat het object gedurende de zestiger jaren van de vorige eeuw beeldbepalend was voor het "centrale element" in het over een groot aantal bedrijven versnipperde streekvervoer in Zuid-Limburg. Bovendien heeft de LTM gewild of ongewild, doch dan opgelegd door de concessieverlenende rijksoverheid, een grote rol gespeeld bij de concentratie van het streekvervoer in een gebied dat vanouds werd gekenmerkt door een veelheid aan exploitanten.
Waardering doorCommissie
Opmerkingen
Authenticiteit
Status
Motivatie
Waardering doorCommissie
Opmerkingen
MCN - CIME
Sluiten en terug naar zoekresultaten NRME Home Mobiele Collectie Nederland