|
REGISTER | Registernummer | 3.500.001 | INLEIDING | |  | | Voorjaar 2016: weer in de oorspronkelijke DVM-uitvoering (foto: Marcel de Bruijn) | Objectaanduiding | Leyland LOB-Den Oudsten / DVM 1698 | Categorie/klasse | Autobussen | Soort object | Dieselbus | Type | Streekbus
| Serie | 1694-1698 | Merk | Leyland LOB | Model | Leyland LOB | Uitvoering (1) | Den Oudsten | Bouwjaar | 1981 | Ontwerper(s) | Chassis: Den Oudsten
Motor: Leyland
Carrosserie: Den Oudsten
| Producent(en) | Chassis: Den Oudsten (Woerden))
Motor: Leyland (Leyland, Groot-Brittannië)
Carrosserie: Den Oudsten (Woerden)
| Gebruiker(s) | NV Drentse Vervoer Maatschappij (DVM), Meppel; na 1-1-1992:
NV Vervoermaatschappij DVM/NWH, Meppel; na 1-1-1996:
Vervoersonderneming Noord-Nederland (VEONN), Heerenveen
| Periode gebruik | van 1981 tot en met 1996 | Regio gebruik | Drenthe en delen van Groningen, Friesland en Overijssel. | Opmerkingen inleiding | Kenteken: BB-31-LD | BESCHRIJVING | Functie | Personenvervoer (streekvervoer) | Techniek | Motor: 6-cylinder ondervloer dieselmotor
Versnellingsbak: half-automatisch (luchtbediende 4-versnellingsbak met vloeistofkoppeling)
Remsysteem: luchtdruk
Capaciteit: 44 zitplaatsen
| Bouwwijze | Stalen chassis met aparte carrosserie, bestaande uit een metalen framewerk, met polyester beplating | Vorm | Grote streekbus met horizontale motor in het midden onder de vloer, brede instapdeur voor de vooras en dubbele uitstapdeur voor de achteras. Carrosserie met hoekige en strakke vormen, volgens het toenmalige standaard streekbusmodel. Zitplaatsen op twee rijen met rood skai beklede dubbele banken (alle vooruitrijdend).
Kleuren: gele onderzijde met onderaan een grijze baan, witte raampartijen en dak, grijze raampartjj aan de voorkant. Blauw/rood VEONN-logo op zijkanten, front en achterzijde.
| GESCHIEDENIS | Geschiedenis | [Samenvatting:] In 1967 bouwde de carrosseriefabriek Verheul een type bus dat kan worden beschouwd als de oervorm van de moderne gestandaardiseerde streekbus, zoals deze vele tientallen jaren het beeld bij het Nederlandse streekvervoer bepaalde. Het betrof de befaamde 1000-serie, waarvan destijds de eerste exemplaren werden geleverd aan de NZH. De NV Drentse Vervoer Maatschappij (DVM) was één van de vele bedrijven waar de standaardbus z'n intrede deed. Met vele andere streekvervoerbedrijven was ook de DVM een dochterbedrijf van de Nederlandse Spoorwegen en het merk Leyland was hier populair.
In de loop van de jaren 1970 werd Leyland echter geheel verdrongen door DAF. De laatste Leyland standaardstreekbussen (niet meer met een carrosserie van Verheul maar van Den Oudsten) werden onder andere geleverd aan de DVM. Daartoe behoorde ook deze bus met het nummer 1698, die in 1981 bij de DVM kwam.
Voordat de bus uit dienst ging bestonden bij enkele liefhebbers al ideeën om een bus te bewaren die als vertegenwoordiger kan worden beschouwd van het einde van de Leyland-standaardstreekbus. Per 1 oktober 1999 werd het eigendom van de 1698 ondergebracht in de hiertoe speciaal opgerichte Stichting Museumbus 1698. Sinds voorjaar 2016 is de bus weer terug gebracht in zijn oorspronkelijke staat, als DVM-bus uit 1981. Lees volledige tekstVoortbordurend op eerdere ontwerpen, bouwde Verheul in 1967 een type bus dat kan worden beschouwd als de oervorm van de moderne gestandaardiseerde streekbus, zoals deze vele tientallen jaren het beeld bij het Nederlandse streekvervoer bepaalde. Het betrof de befaamde 1000-serie, waarvan destijds de eerste exemplaren werden geleverd aan de NZH. De strakke carrosserie, grotendeels van polyester beplating voorzien, vertoonde trekken van eerdere Verheul-bussen en ook de motor was een oude bekende: de bewezen succesvolle Leyland O.680 motor van ca. 165 pk. Toch was, met gebruikmaking van hetgeen was verkregen uit langdurige onderzoeken en proefnemingen, een moderne, aantrekkelijke en rationele bus ontstaan. Van dit type werden in de loop der tijd grote aantallen gebouwd; aanvankelijk vooral met Leyland-componten en later op basis van een DAF-onderstel. Na het verdwijnen van Verheul was het met name Den Oudsten die zeer grote series standaardbussen bouwde, voor vrijwel alle streekvervoerbedrijven. Met behoud van het oorspronkelijke basisontwerp werden in de loop der tijd ook allerlei varianten gemaakt: korte bussen voor de stadsdienst, bussen in toeruitvoering, gelede bussen, etc. Bovendien evolueerde het uiterlijk, bijvoorbeeld door de toepassing van grotere ruiten, andere koplampen en een gewijzigd front en ook doordat gebruik werd gemaakt van nieuwe technieken, zoals geplakte ramen. Toch was dit niet meer dan het voortborduren op het oorspronkelijke ontwerp en altijd bleef het betreffende voertuig onmiddellijk herkenbaar als "standaardbus".
De DVM was één van de vele bedrijven waar de standaardbus z'n intrede deed. Het bedrijf was in 1963 ontstaan uit een fusie tussen de DABO en de EDS, twee bedrijven die al enige tijd voordien, in 1955, een belangengemeenschap waren aangegaan. De DABO (de NV Drentsche Autobusonderneming) had sinds 1933 een net van buslijnen opgebouwd ten westen van de spoorlijn Assen-Hoogeveen (met doorverbindingen naar Groningen en Steenwijk). De andere fusiepartner, de EDS (NV Eerste Drentsche Stoomtramweg Maatschappij) vond zoals de naam al aangeeft zijn oorsprong bij de stoomtram. De tramlijnen werden vanaf 1931 aangevuld met buslijnen en zo ontstond een vervoergebied in het oosten van de provincie Drenthe. Door overname van de DSM (de Dedemsvaartsche Stoomtramweg Maatschappij) werd het net uitgebreid met lijnen in het noordelijk deel van Overijssel.
Ten tijde van de belangengemeenschap DABO-EDS brachten beide partners een bonte verzameling bussen in. De DABO had vooral veel Bedfords en Scanias, meestal met een carrosserie van Hainje. NS-dochter EDS reed vooral met Guys, Crossleys en DAFs, met carrosserieën van diverse fabrikanten. De samenwerking en later fusie was echter een reden voor standaardisatie en al snel werd het wagenpark wat meer eenvormig, zoals in die tijd bij de meeste NS-dochterbedrijven het geval was. Ook bij de DVM was het merk Leyland populair en men is dat heel lang trouw gebleven. Zoals hierboven vermeld kreeg de Leyland-standaardbus in later jaren concurrentie van DAF, om vervolgens door dit laatste merk geheel verdrongen te worden. De laatste Leyland-Den Oudsten standaardstreekbussen die nog nieuwe geleverd werden, waren de bussen uit de 1600- en 1700-series, die in de jaren 1980/1981 in dienst kwamen bij FRAM, DVM en Westnederland. De DVM kreeg hiervan vijf stuks (1694-1698). De latere museumbus 1698 is dan ook de allerlaatste Leyland die bij de DVM nieuw in gebruik werd genomen.
Vanaf mei 1981 deed de bus dienst bij de DVM, de eerste jaren vanuit depot Assen. Hij was toen veel te vinden op de hoofdlijn Groningen - Assen - Meppel. Vanaf eind jaren tachtig werd het depot Meppel en in die tijd werd de 1698 veel ingezet op DVM-lijn 40, Meppel - Zwolle. Tijdens zijn laatste actieve periode, de winterdienst 1995/1996 (inmiddels onder de vlag van VEONN) was de 1698 reservebus in depot Zwartsluis. Daarna werd hij in juni 1996 buiten dienst gesteld. Ideeën van enkele liefhebbers om een bus te bewaren die als vertegenwoordiger kan worden beschouwd van het einde van de Leyland-standaardstreekbus, resulteerden er in dat per 24 januari 1997 bus 1698 werd overgenomen als museumbus. Per 1 oktober 1999 werd het eigendom van de 1698 ondergebracht in een hiertoe speciaal opgerichte stichting.
Tijdens zijn leven als museumbus, is de 1698 op zowel chassis- als carrosseriegebied al gedeeltelijk gerestaureerd. Ondanks deze werkzaamheden is de bus zoveel mogelijk rijvaardig gehouden en heeft hij heel wat excursies en andere ritten verzorgd. Lange tijd bevond de 1698 zich daarbij nog in VEONN-uitmonstering, maar uiteindelijk is het in het voorjaar van 2016 gelukt de bus weer terug te brengen in zijn oorspronkelijke staat, als DVM-bus uit 1981. Oftewel: als vertegenwoordiger van het einde van het Leyland-tijdperk in het Nederlandse streekvervoer. Samenvatting | ILLUSTRATIES | Additioneel beeld 1 |  Met modern DVM-logo (foto: collectie Kees v.d. Zwaard) | Additioneel beeld 2 |  In dienst bij de DVM, in de oorspronkelijke uitvoering (foto: Johan Waaijer) | MEER INFORMATIE | Informatie bij/via | Stichting Museumbus 1698 | Bronnen | * M. Wallast: Autobussen in Nederland (Rijswijk, 1987)
* D. Jack: The Leyland Bus (1984/1992)
* P. Kennett: Leyland (World Trucks no. 14, Cambridge, 1983)
* P. van der Meer: De Gele Rijders, de standaardstreekbussen in Nederland, bouwjaar 1967-1988 (Alkmaar, 2004)
* A.E. van Bergen/H. Zandstra: Van stoomtram tot DVM (Amsterdam/dieren, 1985)
* Ferry Bosman/Jeroen Bus: Op weg naar Totaal Vervoer (Meppel, 1995)
| Externe links | Stichting Museumbus 1698
De Standaard-streekbus in de Wikipedia | HUIDIGE EIGENDOM | Soort eigendom | Behoudsorganisatie | Naam organisatie | Stichting Museumbus 1698 | WAARDESTELLING | Cultuurhistorische waarde | Status | B | Motivatie | Culturele biografie
► Historische context
De Drentse Vervoer Maatschappij is in 1963 ontstaan door samenvoeging van de al langer met elkaar samenwerkende vervoersbedrijven N.V. DABO (eigendom van een aantal gemeenten in het vervoersgebied en de oprichter van het bedrijf LABO - Lambers' Auto-Bus Onderneming) en de NS-dochter N.V. EDS. De DABO-directeur, heer L.Lambers Jzn. was ook directeur van de N.V. Noord-Westhoek (NWH), een bedrijf dat betrekkelijk lang buiten de samenvoeging gehouden werd.
Vanaf het begin van de samenwerking werd gewerkt aan enige uniformering van het zeer gevarieerde wagenpark. Voor de inkoop van materieel vond men aansluiting bij de kanalen van de NS-dochterbedrijven, waar gestreefd werd naar standaardisering. DABO-EDS, later DVM, kreeg zodoende vooral voor de B-wegen veel Scania-Vabis-, en later DAF TB-bussen. Voor de A-wegen bleef de voorkeur van deze bedrijven zo lang mogelijk uitgaan naar Leylands.
Verheul had een nieuwe generatie zelfdragende streekbussen ontworpen waarvan de serieproductie in 1967 begon. In de beginperiode werd uitsluitend gebruik gemaakt van Leyland-componenten, die onder een licht Verheul-frame waren gemonteerd. De typeaanduiding was LVB-668 (=Leyland-Verheul-Bus met een wielbasis van 6.00 m en een 0-680-motor). Kort erna kreeg ook Den Oudsten opdracht vrijwel dezelfde autobussen, eveneens met Leyland-componenten, te leveren. Dit werd het type LOB. Omdat sprake was van een modulaire opbouw, ontstonden gemakkelijk varianten als stadsbussen (typen LVS en LOS) en wagens met een lengte van ca. 10 m (type LOK). Daarnaast werden ook bussen - meestal met gedeeltelijk verhoogd dak en aan weerszijden een schuine raamstijl - als semi-toer-of full-toerwagens uitgerust. Het concept was, ofschoon door de Vereniging van Streekvervoerondernemingen (ESO) uitverkoren als dé standaard streekbus en qua uiterlijk zéér herkenbaar, ook voor niet-ESO-leden vrij verkrijgbaar.
DAF had, als alternatief, inmiddels een vrijwel identiek chassis, de DAF MB200, ontwikkeld, dat de eerste jaren was voorzien van dezelfde Leyland-0-680-motor. Een brand legde eind 1970 de "Leyland Motor Corporation NV (v/h Auto-industrie Verheul)" volledig in de as. Het bedrijf werd niet herbouwd. De lopende opdrachten werden uitgevoerd door Domburg en Den Oudsten. Enkele jaren later verdween Leyland van de markt, werd DAF de belangrijkste chassisleverancier en Den Oudsten de belangrijkste carrossier. Voor enkele kleinere series paste men Volvo- of Mercedes-Benz-chassis, bijna alle eveneens met underfloormotor, toe of geschiedde de busopbouw door Hainje, Van Hool, Domburg, Van Rooyen of Jonckheere. Vanaf begin tachtiger jaren kwamen er ook gelede bussen volgens hetzelfde concept. Het oorspronkelijke model is, met latere alternatieven of modificaties (zoals verlaagde middenfries, langere vooroverbouw, zonwerend glas, geplakte ruiten, geknikte stuurkolom, volautomatische versnellingsbak of, naar wens, met individuele afwijkingen) geleverd tot 1988. Nieuw geleverd van 1967 tot 1988 betekent dat de gebruiksperiode van dit zeer herkenbare bustype zich uitstrekte tot ca. 2005, dus bijna gedurende veertig jaren. Daarmee was dit model in Nederland beeldbepalend voor het streekvervoer en voor een groot deel van de ca. 40 steden, waar een streekvervoerbedrijf het stadsvervoer verzorgde. Het concept werd ook geleverd aan ondernemers in Israël, België en Frankrijk. In totaal zijn meer dan 5500 exemplaren van dit model standaardstreekbus gebouwd, waarvan ruim 1700 op basis van Leyland en meer dan 3500 op DAF-onderbouw. Bijna 7 % kwam van Verheul en ruim 84 % werd door Den Oudsten geleverd.
► Type
De DVM 1698 is een standaard-streekbus met een lengte van 12 meter, gebouwd door Den Oudsten op een Leyland LOB-chassis met een grote vooroverbouw (wielbasis 5.60 m). De bus heeft een brede voordeur en een brede middendeur en is voorzien van een verhoogde vloer onder de zitbanken, waardoor alle zitplaatsen in de rijrichting aangebracht konden worden.
► Object
Het object is gedurende zijn werkzaam leven van ca. 15 jaren altijd ingezet op de buslijnen van de DVM en haar rechtsopvolgers - DVM/NWH en VEONN - in Drente en delen van Groningen en Overijssel.
► Object als erfgoed
Omdat de wagen komt uit de laatste serie standaardbussen waarbij gebruik gemaakt is van Leyland-componenten werd hij onmiddellijk na buitendienststelling bestemd als museumstuk en ter bewaring overgedragen aan een speciaal daartoe opgerichte stichting. Ook tijdens opknapbeurten van zowel chassis- als carrosseriedelen is de wagen steeds rijvaardig gehouden en voor allerlei ritten met historische achtergronden ingezet. Het ligt in de bedoeling de bus van de nu aanwezige VEONN-uitmonstering terug te brengen in de oorspronkelijke DVM-outfit.
Representatiewaarde
► Schakelwaarde
De schakelwaarde is hoog omdat de DVM 1698 een wagen is die uit de laatste bestelling standaardbussen komt met chassiscomponenten van het merk Leyland. Van dit merk - met een tot dan toe ongekende reputatie - zijn in Nederland, naast enige honderden Worldmasters en een onbekend aantal Tiger Cub's en andere types alleen al ca. 1.000 A-roads en 1.700 standaardbussen van het onderhavige model voor de openbaar vervoerbedrijven gebouwd.
► IJkwaarde
De ijkwaarde is zeer hoog, omdat het voertuig een representant is van de in ongekend grote aantallen gebruikte autobus, in diverse varianten, alom in Nederland.
► Symboolwaarde
De DVM 1698 heeft geen bijzondere symboolwaarde.
Zeldzaamheid
Van het concept zijn diverse voertuigen bewaard gebleven, zowel in een uitvoering met Leyland-componenten dan wel op DAF- chassis als integraal gebouwd door Den Oudsten. Van de variant met een lengte van 12 m zijn nog enkele exemplaren voorhanden.
Staat van het object
Het object was ten tijde van de waardestelling (2011) nog in VEONN-kleurstelling. Het lag toen al in de bedoeling het voertuig weer in de oorspronkelijke DVM-uitvoering terug te brengen. Dit is in het voorjaar van 2016 geëffectueerd.
Ensemblewaarde
Niet van toepassing.
Presentatiepotentieel
Het grote aantal geproduceerde wagens maakt dat het type, ook na verloop van jaren, zeer herkenbaar zal blijven.
Cultuurhistorische waarde
De cultuurhistorische waarde van de DVM 1698 is vooral gelegen in het feit dat de wagen komt uit de laatste bestelling voertuigen die zijn uitgerust met chassiscomponenten van het merk Leyland, dat gedurende vele jaren vooral succesvol was op de Nederlandse autobusmarkt en een bijzondere reputatie bezat. Voor velen in zekere zin een afscheid, vandaar de status B.
| Waardering door | Commissie | Opmerkingen | | Authenticiteit | Status | | Motivatie | | Waardering door | Commissie | Opmerkingen | |
|
|